Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En het is geschied, toen Farao het volk had laten trekken, zo leidde hen God niet [op] den weg van het land der Filistijnen, hoewel die [25]nader was; want [26]God zeide: [27]Dat het den volke [28]niet rouwe, als zij den strijd zien zouden, en wederkeren naar Egypte. 25. Te weten, om in het land Kanaan te komen. 26. Te weten, bij zichzelven. Zie Gen.8:21. 27. Of, dat het misschien; menselijker wijze gesproken. 28. Te weten, dat zij uit Egypteland getogen zijn.
Philipp Vandenberg, Ramses de Grote, [1978], 251-252 Tegen de verwachting in namen de Israelieten niet de directe, bekende weg, de weg naar het land der Filistijnen, in de richting van Kanaan. Die weg was verhard, van wachttorens en pleisterplaatsen voorzien Egyptische ambtenaren controleerden bij de grens iedereen die het land verliet of er binnenkwam, dus moesten de Israelieten illegaal de grens overschrijden.